DB-Gen version 1.2 © Alle rechten voorbehouden. MMXXIII   S e r g e   G i r a r d  φ   S e r g e   G i r a r d   ·  b  e

Home   Index QUANTEN   Index   Zoek   Vorige pagina

NOAC Namen index

 QUANTEN, Dirck De Ketelaer Smeets

Laatste bijwerking: 2023-03-02 14:04:29

Vader:  
Moeder:  
Geboren: Misschien 1570 België
Gestorven: Misschien 1632 België
Leeftijd:?
BeroepKetellapper

Externe Links/Bronnen
Merci à Geneanet
Henri THIJS (hthijs)


Partner(s)
1Hamont (Limburg) ≈1600 MAR Aleijdis DELIEN (Misschien 1575-1655)
Leeftijd bruidegom: ≈30jaar
Leeftijd bruidegom DIV: ≈
Leeftijd bruid: ≈25jaar
Leeftijd bruidegom DIV: ≈
Duur huwelijk: ≈ (tot 1632)






Kinderen
1Hendrick Dirix QUANTEN (1602-)  1  Aleijdis DELIEN
Kleinkinderen:1


Parenteel  

Nakomelingen  





Notes:


Dank aan Wouter DESMET (sprookloosje)

Aantekeningen
Zijn broer Mewis Dircx alias Ketelaers woonde in Achel op de Rodenrijt en was getrouwd met Adriana Robrechts. Een andere broer, Francois Dircx alias Grevenbrouck. Verwees deze daar naar zijn plaats van afkomst of had hij werkelijk iets met de heren van Grevenbroek te maken? Deze adelijke familie was toen echter al enkele generaties eerder uit Achel verdwenen; afstammelingen woonden verspreid over Belgie en Nederland, ondermeer te Mierlo.
De heerlijkheid Grevenbroek (die in 1586 door prinsbisschop van Luik werd opgekocht) had haar kasteel en olens ( als economisch centrum) op het grondgebied van Achel liggen. De oude stenen windmolen, nu nog gekend als "de Tomp", waaide in 1596 kapot, werd in 1598 terug hersteld, maar zeker voor 1638 vervangen door en houten standaardmolen in de buurt van "t dickbroek". In de periode van 1636 tot 1638 waren de Achelse molenaars dan weer (om welke reden?) pachters van de Voorts-molen van Budel.
Hendrick Cornelis, een der molenaars stierf eiden 1637 aan de pest en liet ook in Budel schulden achter. Bij de Grevenbroeker schuldenaars hoorde ook hendrijck Dierycx (ONZE STAMVADER) die drie weken hielp toen de molenaar "van peste sieck lach"en daardoor dagelijks "een oort rijcxdaelder"zou ontvangen.
De Lambrecht Jans van het koleneind (Hamont), bouwde in 1623 op een aftakking van de oude beek een olieslagmolen, vermoedelijk ergens in de buurt van het huidige "Mulke". Rond 1630 werd die molen nog maar eens verplaatst, maar in 1656, toen Lambrecht Jans reeds 90 jaar oud was, werd de jaarlijkse pacht van 3 goudgulden op deze molen kwijtgescholden omdat de molen, ondanks de verplaatsingen, nooit iets opgebracht had. Door haar strategische ligging aan de grens met Brabant, had Gravenbroek erg te lijden onder oorlogen door bezettingen, plunderingen en brandstichtingen. In 1642 werden bij een inval door de Hessen met wel duizend ruiters de Ormanshoeve en de hoeve van Beverbeek verwoest. Van oorlogskwalen zoals duurte en pest bleef men niet gespaard.

Hendrick Direx alias Quant had naast de eerder genoemde Francois nog een broer, Jan, maar ook nog drie zussen:Trijn, die met Peeter Coppens was getrouwd en in Heeze woonde, Maria, die reeds voor 1655 gestorvenwas, en Jenneken, die met Jacob Dielis was gehuuwd.
Waar Henrick Diricx alias Quant werd geboren is op dit moment nog niet duidelijk. Zijn doop konden we niet terug vinden in de Hamontse parochieregisters omdat die pas in 1644 beginnen.
Omdat Hendrick waarschijnlijk tussen 1630 en 1640 (en bijna zeker in Hamont) met Johanna (genaamd Jehenne of Jenne) Jacobs trouwde, konden we hun huwelijk ook al m die zelfde reden niet vinden.
We troffen er wel nog een drietal dopen van zijn kinderen aan, de laatste van Marie, in 1653. Doopregisters en schepenboeken laten uitschijnen dat er een zevental kinderen waren geboren. Waar de familie Quanten de eerste jaren van hun huwelijk verbleef is ons tot nu tooe nog niet duidelijk, alhoewel dat bijna zeker in de buurt van de huidig "Posthoorn"moet zijn geweest. Op 25 januari 1645 kocht Hendrick Diricx alias Quant immers een huis met hof, "gelegen buiten de stadt Hamont neffen de vesten", van Mewis Adriaen Hogarts. Het goed koste 400 gulden, waarvan er 200 terstond betaald werden.
Het huis lag zowel aan de noord-oostzijde als aan de zuidzijde langs de geementewegen naar Lile, zoals de tekst zei: "in bevanck van hoek". Deze plaats was, door informatie uit latere akten, mooi te bepalen. Op 14 mei 1650 verkocht Hendrick met toestemming van zijn vrouw Jehen Jacobs, haar kindsgedeelte dat ook al "aen de nieuwe graeve"(een nieuw gedeelte van de stadsomwalling) van Hamont lag. Hieruit kunnen we vaststellen dat ook Jehen Jacobs van Hamont geboortig was. We mogen zelfs stellen dat onze stamouders elkaar in hun eigen buurt "gevonden"hebben, iets wat vrij frequent voorkwam; op deze manier bleven de eigendommen immers kort bij elkaar liggen en daardoor minder versnipperd. In 1654 wer Hamont belegerd door de Lorreinen en werd de hele stad in as gelegd. De inwoners namen de vlucht naar Budel. Een van de eerste huizen die daarna heropgebouwd werden was "de Poel, een statig gebouw dat als oude Teutenwoning, nog uit die tijd rest.

Op 1 december 1655 verkreeg Hendrick Dircx een derde deel van "de Gram", een stuk land achter zijn wooning bij de deling van de ouderelijke goederen. In oktober 1659 werden onze stamouders een eerste maal grootvader en grootmoeder.
Er zouden nog ruim vijftien kleinkinderen volgen. In 1665 waren er Franse hulptroepen in Hamont gelegerd. Intussen was de familie Naegelmaekers in 1662 vanuit Valkenswaard naar Achel afgezakt om daar de molens te bewerken.
Zij betaalden, na aanbesteding, het dubbele aan pachtdan wat de familie Cornelis, die meer dan drie generaties langs de molens van Grevenbroek draaiende hield, moest betalen.
Molenaar Antonis Cornelis was in 1652 aangeklaagd omdat hij meer scheploon nam dan dan hetgeen waar hij officieel recht op had en bovendien zat hij in een proces verwikkeld met Nijs Coppens van Hamont over de korenpacht. Pas in 1677(de molenar had al 5 jaar geen inkomsten meer van de molens) werd een uitspraak gedaan in dit proces.
Op 4 augustus 1677 liet Jenne Quant (of Jacobs) onze stammoeder, haar testament optekenen. Hierin gaf ze aan haar man de toelating om haar eigen erfgoederen te ogen verkopen enerzijds om schulden weg te werken, anderzijds om van te leven. Voor de andere zonen was blijkbaar niets voorzien.
De oudste zoon had volgens het eerstgeboorterecht de keuze van het huis. Voor de nog ongehuwde dochter Marie was een koe gereserveerd, een bed en een malder rogge, hetgeen haar andere dochter, Lijs,bij haar huwelijk had meegekregen. Onze stammoeder zei eveneens 5 1/4 pattacons schuldig te zijn aan Jan Exelmans van St Huibrechts-Lille voor "geleverde waeren". Ze had dus handel gedreven.

De 19e september van datzelfde jaar stierf Jenne Jacobs (Quant). Ze leit haar man, intussen 75 jaar oud, achter. Na het huwelijk van zijn dochter Marie, enkele jaren later, kwam Hendrick Quant nog maar alleen te staan.
In het jaar 1678 werdt Hamont dan weer ingenomen door de Spanjaarden. In 1679 leende Hendrick Quant 100 gulden van een zekere Thijs Thijs. Op 25 november 1693 bleek dit bedrag nog niet terugbetaald te zijn.
Voor de schepenbank van Grevenbroek, zetelend in Hamont, werd op 12 januari 1695 een spaciale regeling getroffen. Hendrick Quanten, zo blijk uit de akte, "genoemen sijnde tot eenen ovrgroeten ouderdom van ontrent 93 jaeren was niet meer bekwaam om nog iets te kunnen "winnen", waardoor de reeds "ettelijke"jaren openstaande schulden niet afgelost konden worden. Daarom werd er besloten om twee stukken eigendom te verkopen. Deze verkoop vond op 5 februari 1695 plaats ten huize Peter Eijcken (de Posthoorn) na drie publicaties op de kerkdeur.
De hoeve op "den Lindebergh"(de Bergwijk herinnert hier nu nog aan) werd verkocht voor 650 gulden. Een beemd in "de Eijckener"bracht 225 gulden op. Hier mee werden de schulden en intresten van Thijs Thijs 224 gulden en doctor Mathiae 220 gulden afgelost.

Volgens een akte van 9 maart 1695 lijkt nog niet alle leed geleden te zijn. Weer schrijven de schepenen dat Hendrick Quanten "door sijnen overgrooten ouderdom van drij en negentig iaren teelmael caduc"was en daardoor ook niet in staat was om de nodige reparaties te doen aan zijn huis.
Er werd nieuw een akkoord opgemaakt. Een der kinderen moest bij Hendrick in komen wonen en vader verzorgen en instaan voor "cost, dranck, lynnen ende wollen".
Na de door van Hendrick Quanten zou hier bij de deling, als gelijkmatig verdeelde last onder de kinderen, rekening mee gehouden worden. Dochter Elisabeth werd dan de verzorgster van haar vader….die nog bijna 10 jaar leefde.
Hij maakte het dus mee dat in zijn honderste levensjaar het kasteel van Grevenbroek werd belegerd en verwoest. Op 27 februari 1705 overleed Hendrick Dirickx, voorzien van de laatse sacrementen. Hij moet dan ongeveer 103 jaar oud geweest zijn!!! Deze hoge ouderdom was zeer uitzonderlijk, zeker voor die tijd.
Hij heeft in zijn leven vele besmettelijke ziekten, zelfs van melaatsheid vonden we div. meldingen, oorlogen en hongersnoden doorstaan. En dan spreken we nog niet over de gebrekkige hygiene en beperkte medische kennis. Op 6 mei 1705 werden de erfgoederen na de "dood van Hendrick Quanten"gereleveerd of vrijgemaakt voor verdeling.
Twee weken later, op 20 mei, werden al deze goederen toevertrouwd aan Lijsken Quanten in ruil "voor haeren getrouwen dienst en voor het onderhalt aen haeren vader in sijnen hooghen ouderdom"

Geboorte
Het woord QUANT in haar betekenis van "gezel" laat ons al in de richting van teuten denken. De interpretatie van het woord door Dr Jos Molemans als samentrekking van "quade hand"en daarmee doelend op "Teutenknecht"geeft ons een bijkomende troef.
Toch geven de oude geschriften ons de duidelijkste bewijzen dat we het met een echte Teutenfamilie te doen hebben:

Hendrick Diricx alias Quant was een zoon van Dierick de Ketelaer en Adel Deliën. In zijn testament verklaart Jan Faber drie gulden schuldig te zijn aan de hoger genoemde Dierick de Ketelaer aan "ketels" (4-11-1626) De vrouw van Hendrick Diricx alias Quant liet in haar testament optekenen dat ze aan de Liller teut Jan Exelmans 5 1/4 pattacons schuldig was voor "geleverde waeren".
Tijdens de eerste generaties wordt van diverse Quantens geschreven dat ze "uilandisch"waren.
Dierick Quanten vonden we in 1679 en 1681 in pelt vermeld als verkoper van brandewijn. Het onweerlegbare bewijs van teuterij levert ons een procesdossier tussen Leon Brouwens en Christiaen Quanten ( als aanlegger) in 1765.
Wij noemen Hendrick Dircx alias Quant eerder als stamvader. Volgens ons onderzoek werd hij omstreeks 1602 geboren, in een zeer woelige tijd. Zo werd in de periode van 1599 tot 1602 het stadje Hamontdoor muitende Spaanse soldaten ingenomen; wallen en grachten werden verwoest.
Het zag er niet rooskleurig uit, getuige de woorden van de toenmalige pastoor Adriani in 1611: "en waar het zaak dat ik hier niet geboren was, ik zoude hier niet een uur langer blijven". waarschijnlijk woonden de ouders van Hendrick Dircx alias Quant, waarvan we ook de namen kennen, namelijk Dirck de Ketelaer (ook wel Smeets genoemd) en zijn vrouw Ael (Aleijdis) Deliën, in de buurt van die stadswallen. Uit de schepenboeken van Grevenbroek konden we afleiden dat het kindsdeel van peter Deliën, een broer van Ael en Kanunnuk te Trier, aan "de Lindeberg"( langs de huidige Posthoornstraat) lag. Met een oom langs moederszijde als Kanunnik, moen we toch zeker over min of meer bemiddelde familie spreken. We weten ook dat Dieryck Smeets alias Ketelaer op 25 juni 1625 "een stucxken vroenten"(gemeentegrond) kocht aan de Lindeberg. hendrick, zoon van Dirck de ketelaer (een ketellapper), werd dus hendrick Dircx (lees dit als hendrik Dirks-zoon) genoemd en kreeg later nog een bijnaam: "QUANT".

Aantekeningen
Huwelijken Joanna Jacobs
Waar Henrick Diricx alias Quant werd geboren is op dit moment nog niet duidelijk. Zijn doop konden we niet terug vinden in de Hamontse parochieregisters omdat die pas in 1644 beginnen. Omdat Hendrick waarschijnlijk tussen 1630 en 1640 (en bijna zeker in Hamont) met Johanna (genaamd Jehenne of Jenne) Jacobs trouwde, konden we hun huwelijk ook al m die zelfde reden niet vinden. we troffen er wel nog een drietal dopen van zijn kinderen aan, de laatste van Marie, in 1653.
Doopregisters en schepenboeken laten uitschijnen dat er een zevental kinderen waren geboren. Waar de familie Quanten de eerste jaren van hun huwelijk verbleef is ons tot nu toe nog niet duidelijk, alhoewel dat bijna zeker in de buurt van de huidig "Posthoorn"moet zijn geweest. Op 25 januari 1645 kocht Hendrick Diricx alias Quant immers een huis met hof, "gelegen buiten de stadt Hamont neffen de vesten", van Mewis Adriaen Hogarts. Het goed koste 400 gulden, waarvan er 200 terstond betaald werden.
Het huis lag zowel aan de noord-oostzijde als aan de zuidzijde langs de geementewegen naar Lile, zoals de tekst zei: "in bevanck van hoek". Deze plaats was, door informatie uit latere akten, mooi te bepalen. Op 14 mei 1650 verkocht Hendrick met toestemming van zijn vrouw Jehen Jacobs, haar kindsgedeelte dat ook al "aen de nieuwe graeve"(een nieuw gedeelte van de stadsomwalling) van Hamont lag. Hieruit kunnen we vaststellen dat ook Jehen Jacobs van Hamont geboortig was. We mogen zelfs stellen dat onze stamouders elkaar in hun eigen buurt "gevonden"hebben, iets wat vrij frequent voorkwam; op deze manier bleven de eigendommen immers kort bij elkaar liggen en daardoor minder versnipperd. In 1654 werd Hamont belegerd door de Lorreinen en werd de hele stad in as gelegd. De inwoners namen de vlucht naar Budel. Een van de eerste huizen die daarna heropgebouwd werden was "de Poel, een statig gebouw dat als oude Teutenwoning, nog uit die tijd rest.
Op 1 december 1655 verkreeg Hendrick Dircx een derde deel van "de Gram", een stuk land achter zijn wooning bij de deling van de ouderelijke goederen. In oktober 1659 werden onze stamouders een eerste maal grootvader en grootmoeder. Er zouden nog ruim vijftien kleinkinderen volgen.
In 1665 waren er Franse hulptroepen in Hamont gelegerd. Intussen was de familie Naegelmaekers in 1662 vanuit Valkenswaard naar Achel afgezakt om daar de molens te bewerken.
Zij betaalden, na aanbesteding, het dubbele aan pachtdan wat de familie Cornelis, die meer dan drie generaties langs de molens van Grevenbroek draaiende hield, moest betalen.
Molenaar Antonis Cornelis was in 1652 aangeklaagd omdat hij meer scheploon nam dan dan hetgeen waar hij officieel recht op had en bovendien zat hij in een proces verwikkeld met Nijs Coppens van Hamont over de korenpacht. Pas in 1677(de molenaar had al 5 jaar geen inkomsten meer van de molens) werd een uitspraak gedaan in dit proces.
Op 4 augustus 1677 liet Jenne Quant (of Jacobs) onze stammoeder, haar testament optekenen. Hierin gaf ze aan haar man de toelating om haar eigen erfgoederen te ogen verkopen enerzijds om schulden weg te werken, anderzijds om van te leven. Voor de andere zonen was blijkbaar niets voorzien. De oudste zoon had volgens het eerstgeboorterecht de keuze van het huis.
Voor de nog ongehuwde dochter Marie was een koe gereserveerd, een bed en een malder rogge, hetgeen haar andere dochter, Lijs,bij haar huwelijk had meegekregen. Onze stammoeder zei eveneens 5 1/4 pattacons schuldig te zijn aan Jan Exelmans van St Huibrechts-Lille voor "geleverde waeren". Ze had dus handel gedreven.




N.B.
Gegevens tot ongeveer 1600 (ontstaan parochieregisters) zijn vrij nauwkeurig.
Voor de periode 1600-1800 (vóór het ontstaan van de Burgerlijke Stand) zijn de
geboortedata meestal de doopdata zoals geregistreerd in de doopregisters.

Gegevens van vóór 1600 zijn wellicht vaak dubieus en niet gecontroleerd.

De genealogie is in het verleden, met name in de Oudheid, Middeleeuwen en vroegmoderne tijd,
vaak misbruikt door koningen, regenten en mensen met pretenties om hun koninklijke afstamming
te legitimeren. Een beroemd voorbeeld is een stamboom waarin mensen hun afkomst terugbrengen
op keizer Karel de Grote, de ‘vader van Europa’. zie Historiek.net

Eventuele ingekleurde foto's: MyHeritage.nl

Eventuele afbeeldingen/teksten: Wikipedia


Dank aan BSKEMPEN
Dank aan GENEALOGIE KEMPEN
Dank aan GENEANET
Dank aan MYHERITAGE
Dank aan WIEWASWIE
Dank aan FAMILYSEARCH